De geboorte van Jezus wordt gevolgd door drie Openbaringen. De eerst
keer via de drie wijzen, de tweede maal bij Zijn doop door Johannes de
Doper, en we sluiten het feest van de Openbaring af op 2 februari, het
feest van Maria Lichtmis. Dan is de Kersttijd definitief voorbij. Bij de
doop van Jezus wordt als het ware nog eens uitdrukkelijk vanuit de
hemel gezegd: “Hij is mijn welbeminde Zoon, in Hem stel Ik mijn
behagen”. Zoals boven de Kerststal de hemel openging, zo opent bij de
doop van Jezus de hemel zich opnieuw. Tot nu toe waren het anderen die
het toneel beheersten: Maria en Jozef, Zacharias en Elisabeth, engelen
en herders, ossen en ezels, de oude Simeon en de bejaarde Anna. Maar
vanmorgen is Johannes, de Adventsprofeet, opnieuw aan het woord. Hij
getuigt: “Ik doop u met water, maar er komt iemand die sterker is dan ik
en ik ben niet waardig de riem van zijn sandalen los te maken. Hij zal u
dopen met de heilige Geest en met vuur”.
Jezus is vanuit
Nazareth naar de Jordaan gekomen. Hij heeft afscheid genomen van zijn
moeder, van de plaats waar Hij in stilte gegroeid was in wijsheid en
genade. De woorden van de oude profeten had Hij met de moedermelk
gedronken. Met zijn oren had Hij zich gebogen over de boeken van Wet en
Profeten. Zijn eerste tocht leidt Hem naar de boeteprediker, Sint Jan de
Doper. Bij de Jordaan sloot Hij zich aan in de rij van mensen die zich
lieten dopen. Jezus is een Israëliet, een kind uit de Joodse traditie,
een werkman, een bouwvakker, zoon van een timmerman. In zijn doop wil
Jezus zich nog meer identificeren met ons mensen. “In alles aan ons
gelijk, behalve in de zonden”. En daarmee kwam de profetie van de
profeet Ezechiël in vervulling: “Ik zag onder de drempel van de ingang
van de tempel water opzwellen en in oostelijke richting stromen.
Langzaam groeide het aan tot een rivier en overal waar het water heen
stroomde ontstond nieuw leven en het water maakte de dode zee weer
levend”. (Ezechiël 47). Zo worden wij vandaag ook aan onze eigen doop
herinnerd. Mensen die - in het spoor van de Messias - “niet roepen,
noch schreeuwen, op straat hun stem niet verheffen, het geknakte niet
zullen breken en de kwijnende vlaspit niet zullen doven”. (Jesaia 42).
Mensen die uit zijn op het doen van alle gerechtigheid.
Vandaag
herdenken wij de doop van Jezus. Maar wat weten wij nog van onze eigen
doop? Waarschijnlijk niets, of hebben wij hier of daar nog een vergeelde
foto? Velen van ons zijn vlak na hun geboorte gedoopt. Geboren worden
en water horen bij elkaar. Op allerlei manieren. Ons woord geboren
worden komt van baren. En misschien - je weet het maar nooit - hangt dat
woord samen met het Hebreeuwse woord "bara", dat scheppen betekent. Dat
woord vinden we al terug op de eerste bladzijde van de schrift. In het
begin schiep God hemel en aarde, baarde God hemel en aarde. Geboren
worden, baren, scheppen, water, ze horen bij elkaar. En niet voor niets
hebben allerlei volkeren, het Joodse volk incluis, de geboorte van een
nieuw mensenkind gevierd met water. Na de geboorte wordt het spel
opnieuw gespeeld. Weer die waterzee in, die bron, die levensfontein. En
we tillen het kind weer uit het water, ontvangen het opnieuw, zelf, met
heel ons hebben en houwen.
Zó is dopen ontstaan. Opnieuw
geboren laten worden, maar nu willens en wetens. Weer kopje onder, weer
die moederschoot in, erin en eruit, badend en proestend en schreeuwend
en kleddernat het nieuwe leven binnengetrokken worden. Mensen uit het
water trekken en zeggen: “kom maar, ik neem je aan, met huid en haar”.
Een
kind hebben, zelf een kind verwekken. Je zegt daarmee meer dan je kunt
verantwoorden. Ontvangen en liefgekregen. Kinderen die we hebben
gekregen om niet alleen te blijven, om niet eenzaam oud te worden, die
wij mogen vergezellen, een eindweegs. Die onze broers en zussen zijn,
onze naaste vreemdelingen. Die, als zij volwassen geworden zijn, óns
zullen vergezellen, herkennen, bevoogden, bemoederen, of niet willen
kennen. Nu nog klein en pasgeboren, maar eens zal ook een kind zijn
ouders vragen stellen. Geen andere vragen dan bijna ieder ander mens die
wordt geboren. Waarom geldt hier op aarde 't recht van de sterkste? Is
er een begaanbare weg in deze wereld die niet doodloopt op geweld? Is er
een weg dwars door de dood heen? (Cfr.W.R.van der Zee, Vandaag gebeurt
het. Boekencentrum1985)
Johannes de Doper heeft zijn neef Jezus
leren kennen als een drager van Gods Geest. Uit Jezus' optreden heeft
hij ervaren dat Jezus de daad bij zijn woord voegt. Hij heeft in Jezus
een mens gezien die z'n schouders gezet heeft onder 't karwei dat God
Hem heeft opgedragen. Hij wilde er zelfs zijn leven voor geven! Niet als
een goedkope roman, maar als een mens die zich door Gods belofte
gedragen weet. Johannes raakt begeesterd. Hij raakt enthousiast, laat
zich meeslepen door het nieuwe begin. Ook voor hem was het 'n sprong in
het duister. Hij leeft van de belofte van Jezus dat er een nieuwe wind
kan gaan waaien, als we de last van dit leven sámen op onze schouders
nemen.
En zo wordt zelfs de dood geen springplank
naar duistere diepte van verlorenheid, maar een oprit naar het nieuwe
leven. Wie gelooft in dat wonder, wandelt met Hem het nieuwe leven
binnen. In zijn naam mogen wij het vanmorgen weer verkondigen: weest
niet bang, want als je struikelt, zelfs als je struikelt over de dood,
is het de Heer die ons vanuit het vruchtwater met liefdevolle armen op
zal vangen. Het leven zal dan op zijn kop staan, maar God zal je
opvangen met open handen. Dan schud je het water af, het water van de
capsule waarin je een aantal jaren mocht verblijven, en druipnat
betreedt je het strand van zijn goddelijk bestaan.
Met dank aan Pater Ambro Bakker s.m.a.
Deken van Amsterdam
Geen opmerkingen:
Een reactie posten